home
informatie
lezingen en workshops

contact

 
   
   
 
 
 
 
sitemap

 

 

 

 
over waarneming
 
kunst en wetenschap
 
kentheorie
 
 intellect, denkvermogen en creativiteit
esthetiek, of, de wetenschap van het schone

 

 
  artikelen over
kunstgeschiedenis 
kunst en objectiviteit
lichaamsintelligentie (de minotaurus)
wetenschap en creativiteit (Tesla)
 
 
 
 

 

Esthetiek

Esthetiek is een stelsel van opvattingen, die vanuit de wetenschap geformuleerd is, over wat objectief gezien mooi is. Hierin is een tweedeling te vinden in de angelsaksisch-reguliere wetenschappelijke benadering, en de goetheanistische.

Piet Mondriaan, "bomen aan het gein" omstreeks 1907
Opvatting A luidt: het schone is, als de idee verschijnt als zintuiglijke waarneming.
Opvatting B luidt: het schone is, als de natuur zó wordt verbeeld, dat het de schijn draagt van de idee.
De kwestie is hier, of je de idee IN de zintuiglijk waarneembare wereld probeert te vinden, of daar BUITEN.

Opvatting A komt overeen met het angelsaksisch-wetenschappelijke dogma, en is dus alom vertegenwoordigd. Mondriaan is er een typische vertegenwoordiger van, net als Malevitsch, Kandinsky. Vanaf ongeveer 1945 was (is) opvatting A de onuitgesproken algemene norm (op bijv. de kunstacademies). Niet iedereen is bewust bezig hiermee, maar een aangeleerde (en als overtuiging overgenomen) opvatting blijft zijn invloed uitoefenen, tenzij je hem bewust herziet.

Een anekdote die een nu bekende kunstenares me ooit vertelde: Ze moest eerstejaars studenten van een kunstacademie beoordelen, en er was een meisje bij die fanasy-wezens (elfen en trollen) schilderde. Heel erg not-done in die tijd.

Ze mocht niet door naar het tweede jaar en moest daardoor van school af. Het meisje vroeg de leraren waaróm ze dan weg moest. Dat konden ze eigenlijk niet zeggen (degene die me dit vertelde vond dit ook aanleiding om zich af te vragen waarom). Toch moest ze vertrekken. De studente had de ongeschreven regels niet begrepen, en dat was reden genoeg...

Mondriaan en de esthetiek

Het werk van Mondriaan vind ik mooi, vooral zijn vroege werk. Hier was hij nog bezig om de natuur zo vorm te geven, alsof het de schijn heeft van iets innerlijks (opvatting B dus.) Zie hierboven "bomen aan het Gein". In zijn hoofd echter had zich opvatting A genesteld, en toen begon hij zijn abstraherings-kruistocht.

   

 

Hoe het latere werk van Mondriaan eruit ziet weet iedereen. Om de Idee te pakken te kunnen krijgen, destilleerde hij zijn waarneming tot er alleen nog maar rechte hoeken en primaire kleuren over bleven (want die waren het meest de benadering van de zuivere idee.....). Dat zijn werk zo'n kwaliteit heeft, komt doordat hij ooit wel het schilderen naar de natuur beoefend heeft, en van daaruit langzaam de abstrahering in gegroeid is. Door de verhoudingen die hij had leren scheppen, kon hij die streepjes en vierkantjes toch interessant maken. Helaas heeft de Stijl (waartoe Mondriaan behoorde) ook het goedkope bouwen in blokken (de huidige bedrijfspanden-architectuur) cultuurhistorisch een rechtvaardiging gegeven. Maar daarover straks meer.

   

Terug naar opvatting B: het schone is, als de natuur zó wordt verbeeld, dat het de schijn draagt van de idee.

Opvatting B wordt mooi verbeeld door jan Voerman (1856-1941), de IJsselschilder, die nu nog hele volksstammen naar het museum krijgt, maar die toch buiten de kunstgeschiedenis is gevallen (omdat hij niet aan de ongeschreven esthetische norm voldoet dat de idee buiten de waarneming dient te liggen). Terzijde: ik heb het gevoel dat hier langzaam verandering in komt.

Jan Voerman zei over zijn schilderijen: "die wolken zien er niet écht zo uit - zo ben ik vanbinnen." Zijn schilderijen zijn klein en realistisch, op het eerste oog onopvallend. Maar als je wat langer kijkt hebben ze een overweldigende kwaliteit. De wolken, het water zijn in de ruimte helemaal in scene gezet, ze lijken iets te vertegenwoordigen. Zodra je je erin verplaatst, ervaar je een ongekend soort eenheid met de wereld. In 2007 zijn was er een tentoonstelling in Zwolle en omgeving, die verlengd moest worden vanwege de grote belangstelling van het publiek (het grote publiek interesseert zich dus wél voor kunst...).

Jan Voerman is niet of nauwelijks terug te vinden in het officiële discours over moderne kunst, terwijl hij toch pas in 1941 gestorven is. Hij voldoet niet aan het angelsaksiche wetenschappelijk dogma - hij werkt vanuit de zintuiglijke waarneming. Eerst schreef ik hier: "in zijn werk staat de idee niet voorop", maar dat is niet waar. Jan Voerman werkte wel degelijk met ideeën - alleen niet in de vorm van begrippen of abstracties. Hij zag, vermoedde en voelde dingen terwijl hij keek naar wolkenformaties, luchten en landschappen, en registreerde die ideeën door ze te verwerken in schilderijen. Hij woonde in Hattem en bleef zoveel mogelijk thuis, bang als hij was om een bijzondere lucht of wolkenformatie te missen. In zijn werk zette hij de dingen subtiel naar zijn hand, en gaf ze zo weer dat ze een innerlijke toestand weergeven. De idee wordt dan behandeld als een levend wezen en de natuur wordt in dit proces vermenselijkt. Deze werkwijze staat in schril contrast met bijv. een wetenschapper als sir F. Bacon, die stelde dat de natuur op de pijnbank gelegd moet worden, om haar haar geheimen te kunnen ontfutselen. Jan Voerman heeft in plaats daarvan zijn leven lang naar de wolken gekeken, om van hen te leren hoe hij vanbinnen kon zijn. Ik vind dat geweldig. Dan maar niet hip.

Het grote verschil tussen Voerman en Mondriaan, is dat Mondriaan "de Idee" buiten de waarneming zoekt (waardoor het een abstractie wordt), terwijl Voerman, ook op zoek naar het ideële, binnen de waarneming zoekt. Daardoor blijft die waarneming levend. Hij kan er niet primair met zijn denken op los, want dan gaat die waarneming stuk. Hij moet primair vanuit zijn gevoel werken, en van dáár uit manieren vinden om ordening aan te brengen. Hier heb je een soort denkvermogen voor nodig dat bijna tegengesteld is aan het technisch-analytische intellect. Mondriaan stripte de waarneming totdat er alleen het meest kale skelet van overbleef. Dat is niet erg, de idee ligt immers ergens daarbuiten. De waarneming zit in de weg, daar moet je vanaf - je moet er de essentie uitpersen en het pulp gooi je weg. Mondriaans verdienste bestaat eruit, dat hij in dit proces toch nog dingen wist te maken die interssant zijn om naar te kijken - iets van natuurlijkheid of wezenlijkheid bleef, in de verhoudingen. Het was een geleidelijk proces waar hij jaren aan wijdde. Zijn werkwijze heeft een soort van consequentie die geniaal lijkt omdat het zo logisch is. Maar je kunt je ook afvragen hoe creatief het eigenlijk is. Voor meer over intellect, denkvermogen en creativiteit, klik hier.

twee stromingen

Echt goede kunst ontstaat volgens mij in een kruising van de twee hierboven geschetste stromingen. De goede kunstenaars, van nu, zijn mensen die binding hebben met de diepere lagen van hun waarneming, die daardoor voeling hebben met iets natuurlijks en collectiefs, maar die zich ook als individualiteit kunnen uitdrukken in hun werk. Ze hebben daarbij vaak een zekere filosofische inslag, of, bewustzijn over de ideeën waarmee ze werken. (bijv. Thomas Schütte, Rebecca Horn, Marlene Dumas, Gijs Frieling). Wie nog een goed voorbeeld weet: mail me aub.

Stel nou dat we Mondriaans ideeën hebben leren kennen, er niet omheen kunnen, en hem gelijk geven. Daarom nemen we zijn conclusie over, en dan beginnen we met rechte hoeken en primaire kleuren als we leren schilderen. Snapt u? Wie van begin af aan vanuit opvatting B aan de slag gaat, krijgt het moeilijk. Die moet iets voorelkaar zien te krijgen zonder dat hij weet hoe je met waarneming om moet gaan - met alleen een idee als gereedschap. Dat leidde in de vorige eeuw al enkele malen tot "de dood van de schilderkunst" .

Om de leemte op te vullen gingen ideeën over politiek en maatschappij een belangrijke rol spelen in kunst - daar is op zich niks verkeerd aan, maar politiek kan de zingeving van kunst natuurlijk niet vervangen. Later zag je steeds vaker kunstenaars die grepen naar het gebruik van geweld of schokkende beelden, om toch nog iets voorelkaar te krijgen dat onmiddellijk effect heeft op een toeschouwer (meer hierover in een artikel over kunst en objectiviteit). Schokkende kunst is trouwens niet altijd slechte kunst (zie Bruce Nauman). Het kan een esthetisch noodzakelijke keuze zijn. Misschien is het zoiets als wat Rilke zei over ironie: hij wees het niet af, maar zei dat je ermee om moet kunnen gaan. Hij zei: "Zoek de diepte van de dingen, daar daalt de ironie niet in af".

Samenvatting

Opvatting A leidt (even kordaat gesteld) tot kunst, waar het leven of de bezieling uit neigt te verdwijnen. Het werken primair vanuit de idee of geestelijke wereld (voorzover de kunstenaar daar contact mee heeft) wordt daardoor abstract. In het begin heette abstracte kunst nog niet abstract, maar 'gegenstandslos'.... Pas na 1945, toen de waarneming werd afgeschaft, werd 'gegenstandslos' abstract. Het is niet eens raar, dat veel filosofen hun heil hebben gezocht in het kunstenaarschap, want beeldende kunst (zoals het nu gedefinieerd wordt) is eigenlijk een vorm van filosofie. Het ideële (of "geestelijke") lijkt hoger dan de natuur om ons heen, maar is in zijn dode vorm makkelijk te bereiken - je kunt dan primair je denken het werk laten doen. Dat is handig, want alles wat niet in je wereldbeeld past verdwijnt vanzelf. Een werk tot leven brengen wordt dan helaas wel moeilijk. En als een kunstwerk dood is, wat is het dan waard? Dood werk verliest zijn schoonheid, zodra de idee die het representeert je niet meer interesseert. Dode kunst is eigenlijk gewoon slechte kunst.

Opvatting B is: werken vanuit (je band met) de natuur. Die is te vinden in dieper weggezonken bewustzijnslagen. Het wordt dan om te beginnen veel moeilijker om origineel te zijn - als natuurlijke mens zijn we vaak minder bijzonder dan we zelf denken. Een gezond mensenlichaam is wel individueel gedifferentieerd, maar iedereen heeft wel ongeveer dezelfde bouw, organen en primaire behoeften. iedereen houdt van mooi weer, lekker eten etc. In het lichamelijke is de geest alleen een soort glimmend randje.... Het is bovendien een gebied dat kunstenaars graag willen overslaan, en met reden - het is een fase in de kunstgeschiedenis die officieel hoort bij de periode 1900 - 1945, en is dus officieel allang voorbij. Maar je kunt je afvragen of goed kunstonderwijs zonder kan. Op basis van opvatting A kun je alleen uitwerken (vormgeven) wat je zelf al in je draagt, aan inhoud. Als je dat genoeg vind, is dat mooi - maar als je je verder wilt ontwikkelen heb je aan opvatting A helemaal niets. De goetheanistische benadering stelt je wél in staat je ook als mens/individu verder te ontwikkelen. klik hier voor meer over creativiteit, intellect en denkvermogen. Als mens werk je altijd vanuit ideeen, ook als je naar de natuur werkt. Je kiest altijd een bepaalde manier van benaderen, betekenis geven - bewust of onbewust. Dus strikt genomen moet je stroming A en B combineren. Kunstenaars hebben vaak een hekel aan het werken vanuit opvatting B - en met reden: techniek en wetmatigheden studeren is in eerste instantie de dood voor je eigen artistieke proces. Techniek en wetmatigheden moet je eerst leren, en dan weer aktief vergeten om er in je werk mee om te leren gaan. Dat komt echter wel je ontwikkeling als kunstenaar ten goede. Het persoonlijke, waarmee je altijd begint, gaat dan door een soort filter van algemene ontwikkeling heen. Daardoor zul je minder snel in je eigen ding vastlopen. En als je toch vast loopt, maken technische vaardigheden het makkelijker om jezelf weer los te werken. Bovendien maakt techniek je werk toegankelijker - en dat is toch ook iets waard...

terug